In een AC-net is de lijnfrequentie essentieel voor de kwaliteit van de geleverde energie. Afwijkingen van de beoogde frequentie mogen enkel binnen een nauw bereik worden getolereerd. Anders zullen bepaalde energieverbruikers niet correct functioneren of, erger nog, worden beschadigd. In een warmtekrachtcentrale moet men garanderen dat de stoomturbine altijd aan een constant toerental draait.
Vooral in flexibele, non-rigide netwerken kan het toerental van de generator worden beïnvloed door o.a. het aan- en uitschakelen van belangrijke energieverbruikers. Scheepsgeneratoren zijn een typisch voorbeeld van dergelijke toepassingen. Hier doen zich vaak veel grotere schommelingen voor in het verbruik dan in het openbaar elektriciteitsnetwerk. Het is van essentieel belang om onmiddellijkte reageren op snelheidsschommelingen om de vastgelegde lijnfrequentie constant te houden.
Continu toezicht op het toerental van de generator is een noodzakelijke veiligheidsfunctie. Zodra het toerental afwijkt van het toegelaten bereik, moet een passende veiligheidsfunctie doelgerichte maatregelen ondernemen. Bij overschrijding van de snelheid gebeurt dat, bijvoorbeeld, door het vermogen te reduceren. Bij onderschrijding van de snelheid bestaat de oplossing eruit om eventueel aanvullende generatoren te activeren, lasten uit te schakelen of zelfs hele netwerksegmenten stil te leggen.
Pepperl+Fuchs biedt toerentalsensoren in de DWB-serie voor een ononderbroken toezicht op het toerental van generatoren. Deze zijn galvanische scheidingen (voor signalen van explosiegevaarlijke omgevingen) of signaalconditioners (voor signalen uit de veilige omgeving) die reageren wanneer een bepaald toerental wordt overschreden of onderschreden. Alle apparaten werden ontworpen voor SIL 2-toepassingen conform IEC 61508/ IEC 61511. Deze interfacecomponenten worden gebruikt om een discreet signaal, een NAMUR-sensor of een mechanisch contact te bewaken. Hun functionaliteit is gebaseerd op de vooronderstelling dat de ingangsfrequentie constant wordt vergeleken met een door de gebruiker ingestelde referentiefrequentie.
Wanneer de DWB-toerentalsensor constateert dat de referentiefrequentie werd over- of onderschreden, worden ingebouwde relaisuitgangen getriggerd. Een rode LED geeft aan dat deze lijnfoutdetectie werd getriggerd. Een ingebouwde veiligheidsinrichting stelt de relaisuitgangen af op de door de gebruiker ingestelde waarde van maximaal 1000 s. Het apparaat kan makkelijk worden geprogrammeerd met behulp van de bedieningsknoppen vooraan op het apparaat.