De installatievoorwaarden bieden informatie over de optimale installatie van de sensoren in de toepassing zonder hun specifieke functie (i.e. hun scanbereik) te beperken. Wegens de respectievelijke installatievoorwaarden moet altijd van een functioneel bereik worden uitgegaan. Er bestaat een verband tussen installatie en schakelafstand.
Zoals blijkt uit de onderstaande tabel, kunnen sensoren met dezelfde diameter verschillende schakelafstanden hebben naargelang de installatievoorwaarden.
Diameter [mm] | Schakelafstand [mm] bij inbouwmontage | Schakelafstand [mm] bij opbouwmontage | Verlengde scanafstand [mm] |
---|---|---|---|
6,5 | 1,5 | 2 | - |
8 | 1,5 | 2 | 3 |
12 | 2 | 4 | 6 |
18 | 5 | 8 | 12 |
30 | 10 | 15 | 22 |
Inductieve sensoren voor opbouwmontage kunnen de grootste schakelafstand ten opzichte van hun diameter realiseren. Inductieve sensoren gebruiken spoelen om een elektromagnetisch veld op te wekken. Om de vereiste oriëntatie van het elektromagnetisch veld te bereiken, worden deze spoelen meestal in een ferrietkoker gewonden. Niettegenstaande dit feit, wordt een deel van het elektromagnetisch veld langs de zijkant uitgezonden. Het is daarom belangrijk voldoende ruimte rondom het sensorelement te voorzien. Dit voorkomt dat dergelijke langeafstandssensoren door hun omgeving worden gedempt. Deze vrije ruimte zou niet kleiner mogen zijn dan de volgende minimumwaarden.
Links: opbouwmontage van een inductieve sensor; correct geïnstalleerd
Rechts: inbouwmontage van een inductieve sensor; correct geïnstalleerd
A = 2 x schakelafstand (sn)
B = 3 x behuizingsdiameter (d) van de sensor
D = behuizingsdiameter van de sensor
F = minimumafstand tussen gelijkaardige sensoren
Inductieve sensoren voor inbouwmontage kunnen vlak in een metalen oppervlak worden ingebouwd zodat geen deel ervan boven het oppervlak uitsteekt (afmeting A = 0 mm). Een voordeel hiervan is dat deze sensoren beter mechanisch beschermd en minder gevoelig zijn voor storingsinvloeden van buitenaf dan sensoren die op het oppervlak zijn gemonteerd. De vereiste beperking van het laterale veld wordt bereikt door een speciale, interne afscherming. Dit gaat ten koste van het detectiebereik: Deze sensoren realiseren ongeveer 60% van het scanbereik in vergelijking met opbouwsensoren.
Links: inbouwmontage van een inductieve sensor; correct geïnstalleerd
Rechts: opbouwmontage van een inductieve sensor; correct geïnstalleerd
A = 2 x schakelafstand
B = 3 x behuizingsdiameter van de sensor
D = behuizingsdiameter van de sensor
F = minimumafstand tussen gelijkaardige sensoren
Inductieve sensoren kunnen worden ingebouwd in geleidende materialen en zijn relatief ongevoelig voor elektrische en elektromagnetische invloeden. Wanneer inductieve sensoren vlak met een oppervlak worden ingebouwd, bestrijken ze slechts 60% van het detectiebereik van een sensor met een gelijkaardig ontwerp die op het oppervlak wordt opgebouwd. Om dit te compenseren, dienen gebruikers grotere sensoren te kiezen.
Inductieve sensoren met een verlengd scanbereik kunnen niet volledig vlak in metalen oppervlakken worden ingebouwd. We gebruiken de term "semi-inbouwmontage” om hiernaar te verwijzen.
Bij Pepperl+Fuchs geldt dit voor de sensortypes NEB en NEN.
De vastgelegde minimumafstanden (F) moeten in acht worden genomen om cross-talk tussen gelijkaardige sensoren te voorkomen. Inductieve sensoren met offset-frequenties kunnen worden ingezet in die gevallen waar de inachtneming van minimumafstanden moeilijk blijkt. Als offset-frequenties worden gebruikt, kunnen inductieve sensoren direct naast elkaar worden gemonteerd. Dergelijke gevallen zijn op maat gemaakte oplossingen, die door Pepperl+Fuchs op aanvraag kunnen worden uitgewerkt.
Ook voor kubische sensoren gelden specifieke installatievoorwaarden voor inbouw, opbouw of semi-inbouw. Net als bij cilindrische sensoren, moeten minimumafstanden tussen individuele sensoren in acht worden genomen. De regels zijn eigen aan de productserie en zijn beschikbaar als montagerichtlijnen voor de gekozen sensor.