Schakelsensoren hebben een binaire uitgangslogica. De uitgang kent slechts twee staten: "actief" en "non-actief" of "aan" en "uit". De schakelfunctie bepaalt of een naderingssensor de uitgang opent of sluit wanneer een voorwerp wordt gedetecteerd, of indien deze keuze vrij kan worden gemaakt naargelang het beoogde doeleinde.
Elektronische schakelfunctie van een naderingsschakelaar: schakeluitgangslogica. Wanneer aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan (bijv. wanneer de naderingssensor een voorwerp binnen het scanbereik detecteert), is de uitgang gesloten, i.e. vloeit stroom door het systeem. Bij inactiviteit is de uitgang open en vloeit er geen stroom door het systeem.
Elektronische schakelfunctie van een naderingsschakelaar: schakeluitgangslogica. Wanneer aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan (bijv. wanneer de naderingssensor een voorwerp binnen het scanbereik detecteert), is de uitgang open, i.e. vloeit er geen stroom door het systeem. Bij inactiviteit is de uitgang gesloten en vloeit er stroom door het systeem.
Elektronische schakelfunctie van een naderingsschakelaar. Een complementaire naderingssensor beschikt over twee ingebouwde schakeluitgangsfasen—één die ontworpen is als "normaal open" uitgangstype en een andere als "normaal gesloten" uitgangstype.
Complementaire sensoren kunnen worden gebruikt om de verscheidenheid aan sensortypes binnen een bedrijfsinstallatie te beperken, en zo de voorraadbehoeften te verkleinen. In het algemeen wordt het complementaire ontwerp van de schakeluitgangsfasen gebruikt voor diagnostische doeleinden. Een aanvaardbaar uitgangsgedrag voor de sensor is enkel mogelijk indien de twee schakeluitgangen tegenovergestelde standen vertonen. Als ze in dezelfde toestand verkeren, duidt dit op een fout, bijv. kabelbreuk of kortsluiting.
Fysieke schakelfunctie van een relaisschakeling.
Bijvoorbeeld: De relaisschakeling kan op het NC-contact zijn aangesloten wanneer het uitgeschakeld is. Door het relais aan te zetten, wordt de relaisschakeling verbonden met het NO-contact. Relaiscontacten zijn normaal gezien spanningsloze contacten. Hierdoor is er sprake van een galvanische scheiding tussen het sensorcircuit en het stroombelastingscircuit.
Voor het wisselcontact kunnen de relaiscontacten worden ontworpen als elektromechanische contacten of als elektronische schakelaars. Elektromechanische contacten bieden een hoog stroomvoerend vermogen, maar door de traagheid van de bewegende massa's is de schakelfrequentie echter beperkt tot enkele hertzen. Wisselcontacten met elektronische contacten hebben een gelijkaardige stroombelastbaarheid als andere elektronische schakelfasen met een overeenkomstig hoge schakelfrequentie. Het belangrijkste kenmerk—de spanningsvrije werking—blijft behouden.
Volgens Europese norm 60947-5-2 is de herhalingsnauwkeurigheid de afwijking van de effectieve bedrijfsafstand (sr) onder vastgelegde omstandigheden. De waarde bepaalt de schakelpuntnauwkeurigheid van opeenvolgende schakelingen over een periode van acht uur bij een omgevingstemperatuur van +23 °C ± 5 °C en bij een constante bedrijfsspanning.
Volgens Europese norm 60947-5-2 verwijst hysterese (H) naar de afstand tussen het inschakelpunt, wanneer het dempingselement de naderingsschakelaar benadert, en het uitschakelpunt, wanneer het van de sensor weg beweegt. De schakelhysterese H wordt bepaald ten opzichte van de effectieve scanafstand (sr), gemeten bij een omgevingstemperatuur van +23 °C ±5 °C en bij de nominale bedrijfsspanning.
H < 0.2 * sr
Capacitieve sensoren van Pepperl+Fuchs hebben in het algemeen een hysterese van 5 %.