RFID staat voor “radio frequency identification” en verwijst naar technologieën die radiogolven gebruiken om voorwerpen of personen automatisch te identificeren. RFID maakt gebruik van de zogenaamde “air interface”, het verzenden van elektromagnetische golven door de lucht. In de meeste gevallen wordt een serienummer of andere product-/voorwerp-specifieke informatie (“identificatiegegevens”) op een microchip opgeslagen. Deze chip wordt op een antenne aangesloten die de chip toelaat de vereiste informatie voor identificatie naar een leesapparaat door te sturen. Deze combinatie van een antenne en chip noemt men een “RFID-tag” of “RFID-transponder.”
Leeseenheden omvatten functionele en logische blokken om de communicatieroutine voor informatie-uitwisseling tussen leesapparaten en tags te bepalen. De leeseenheden creëren een energieveld dat de tags activeert. Hoewel er actieve tags met batterijen bestaan, zijn de meeste standaard RFID-tags passief, waardoor ze vrijwel onderhoudsvrij zijn. Afhankelijk van het type RFID-tag kan een hele waaier aan productspecifieke informatie op een enkele tag worden opgeslagen. Speciale interfaces maken de communicatie van het RFID-systeem met een PLC of ander IT-systeem mogelijk.
Volgens verschillende bronnen kan de oorsprong van RFID worden teruggevoerd tot de Tweede Wereldoorlog, toen verschillende landen gebruik maakten van radartechnologie voor luchtgevechten. De ontwikkeling van radar- en radiofrequentietechnologieën versnelde tijdens de jaren vijftig en zestig toen bedrijven antidiefstalsystemen voor winkels ontwikkelden op basis van eenvoudige 1 bit-tags. De eerste Amerikaanse RFID-octrooien werden in de jaren zeventig geregistreerd toen de veelzijdige toepasbaarheid van RFID duidelijk werd: in die tijd werd de technologie gebruikt om vrachtwagens die nucleair materiaal vervoerden te beveiligen of voor het traceren van koeien voor het verbeteren van vaccinatieprocedures.
Het fascinerende is dat aangepaste versies van al deze toepassingen vandaag de dag nog steeds in gebruik zijn: vliegtuigen beschikken over identificatie-tags, het systeem dat oorspronkelijk werd ontworpen voor vrachtwagens met nucleair materiaal werd omgevormd tot een tolsysteem voor motorwegen en koeien overal ter wereld worden getraceerd met behulp van lage frequentie-tags.
Het voorgaande punt toonde al aan dat RFID een zeer veelzijdige technologie is. De meeste standaardtoepassingen, naast systemen zoals SpeedPass en tolsystemen, behandelen toegangscontrole en goederentracering. Goederentracering omvat een brede waaier van toepassingen gezien verschillende industrieën en bedrijven in hun productieproces allemaal talrijke identificatietaken hebben die moeten worden uitgevoerd. Wanneer onderdelen en componenten door verschillende leveranciers worden toegeleverd, wordt identificatie een ware “must”.
Denk bijvoorbeeld aan de automobielindustrie, consumentenelektronica, textielindustrie, bouwondernemingen of koelketens in de levensmiddelensector—RFID is overal terug te vinden. Op het gebied van toegangscontrole kan RFID de veiligheid van werknemers verhogen door ervoor te zorgen dat enkel geautoriseerd personeel toegang heeft tot bepaalde zones of bepaalde machines mag bedienen.
Zoals voor vrijwel elke automatiseringstechnologie geldt, is technische interoperabiliteit een zeer belangrijk aspect van RFID-technologie. Je wil dat producten van verschillende producenten met elkaar kunnen communiceren. Daarom bestaan er internationale, nationale, regionale en industriespecifieke instanties die deze verschillende RFID-normen ontwikkelen en overzien. Het spreekt vanzelf dat RFID-normen met internationale relevantie de input van meer partijen vereisen dan regionale of industriespecifieke normen. Op internationaal niveau vindt men onder de meest belangrijke instanties: EPCglobal, de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) en de Internationale Standaards Organisatie (ISO) met het Gezamenlijk Technisch Comité (JTC 1).
Omdat binnen de RFID-markt verschillende technologieën en verschillende frequentiebereiken worden gebruikt, is er op internationaal vlak nood aan verschillende normen. De enige vorm van RFID-technologie die door een enkele, internationale norm wordt geregeld, is de passieve UHF RFID. EPCglobal UHF Gen2 V1, voor het eerst gepubliceerd in 2004 en ook bekend als “EPC Gen2”, bepaalt de fysieke en logische vereisten voor een RFID-systeem van leeseenheden en passieve tags werkzaam in het 860>960 MHz UHF-bereik. Aan de hand van gelijkvormigheid- en interoperabiliteitstesten garandeert de EPC Gen2-norm dat Gen2-gecertificeerde RFID-producten vlot met elkaar in wisselwerking kunnen staan.
RFID-technologie biedt een aantal duidelijke voordelen. De meeste RFID-tags kunnen ontelbare keren worden hergebruikt en zijn dankzij hun passieve aard vrijwel onderhoudsvrij, waardoor je initiële investeringen al snel daadwerkelijk renderen. Eens een RFID-systeem in een proces werd geïntegreerd, behoren de fouten van een manuele dataverzameling tot het verleden. Dit leidt tot minder administratieve fouten, meer transparantie en indrukwekkende snelheidstoenames.
Zo kunnen onze UHF RFID-leeskoppen bijvoorbeeld meerdere tags tegelijk verwerken, wat een hogere productiehoeveelheid en versnelde voorraadtelling toelaat. RFID laat toe volledige logistieke processen qua efficiëntie te optimaliseren, gezien de technologie ook positiebepaling en een nauwkeurig toezicht op de materiaalstroom mogelijk maakt.