IO-Link heeft drie communicatiesnelheden, COM1, COM2 en COM3, die variëren van 4,8 en 38,4 tot 230,4 kBit/s. Dit betekent dat verschillende communicatiesnelheden beschikbaar zijn naargelang het gegevensvolume van elk apparaat. Momenteel kunnen de meeste IO-Link-apparaten met een communicatiesnelheid van 38,4 kBit/s (COM2) worden gebruikt.
Om communicatie tot stand te brengen, zendt de master allereerst een “wake-up event” naar het IO-Link-apparaat. Het apparaat herkent dit signaal en wacht op een eerste boodschap. De master verstuurt dan een vastgelegde “start”-instructie (aanloopmelding) aan de drie communicatiesnelheden en het apparaat antwoordt aan de snelheid die het ondersteunt. Zo wordt het basisniveau van communicatie tot stand gebracht.
In de volgende fase vergaart de master bijkomende communicatieparameters van het apparaat, alsook de fabrikant- en apparaat-ID. Dit betekent dat de master nu over de nodige informatie beschikt om de vereiste opmaak van instructies voor de navolgende fasen te bepalen. Als onderdeel van het verificatieproces kunnen fabrikant-ID en apparaat-ID voor de respectievelijke poort samen met de verbindingsstatus van het verwachte apparaat worden gecontroleerd.
The devices offer a wide range of functions with associated setting options and status information because of their communication capability. The IODD—short for IO device description— format was defined as a standard description language to simplify operation and display data and information in a user-friendly format. This description features the following information:
Each IO-Link device has its own IODD that can be interpreted and displayed on all IO-Link-enabled system environments. This way, all IO-Link devices can be operated independently of the system.
Om de integratie van IO-Link-apparatuur zo eenvoudig mogelijk te maken voor gebruikers, moet het besturingssysteem over een gestandaardiseerde programmatoegang tot de apparaten beschikken.
Dit probleem werd verholpen met de introductie van IO-Link-apparaatprofielen. Deze bepalen waar een bepaalde parameter/proceswaarde zich in een IO-Link-compatibel apparaat dient te bevinden. Gegevensstructuur, gegevensinhoud en primaire functionaliteiten worden in de apparaatprofielen vastgelegd. Dit betekent dat verschillende gegevensweergaves en tijd om jezelf vertrouwd te maken met verschillende parameterstructuren nu tot het verleden behoren.
“Smart Sensor Profiles” zijn de apparaatprofielen die momenteel voor IO-Link werden vastgelegd. Omwille van hun gangbaarheid, omvat de meest recente uitbreiding van Sensor Profiles de volgende fabrikantoverkoepelende sensorclassificaties:
Smart Sensor Profiles stellen fabrikantsonafhankelijke identificatie, parametrering en diagnostiek van IO-Link-apparatuur beschikbaar. Zelfs besturingssysteemintegratie, teach-in en apparaatvervanging gaan gepaard met aanzienlijk minder werk—zonder dat aan flexibiliteit wordt ingeboet.