Inductieve sensoren kunnen worden ontworpen om aan de toepassingsvoorwaarden van speciale omgevingen te voldoen.
Soms gelden ten gevolge van zekere veiligheidsrisico’s verbonden aan bepaalde installaties strengere veiligheidsvereisten. In dergelijke situaties kan het kader daarvan bijvoorbeeld door de Europese wetgeving worden vastgesteld. Dit is het geval met Richtlijn 2014/34/EU en de Machinerichtlijn. Veiligheidsvereisten kunnen ook gebaseerd zijn op specifieke eisen van afzonderlijke landen, zoals de China Compulsory Certification (CCC), Canadian Standards Association (CSA) in Canada, en Underwriters Laboratories Inc. (UL) in de VS. Om producten in bepaalde omgevingen te kunnen inzetten, moeten zij voor die toepassingsgebieden zijn goedgekeurd. Inductieve sensoren kunnen over certificaten van CCC, CSA of UL beschikken.
Inductieve sensoren mogen in explosiegevaarlijke omgevingen worden gebruikt als ze over een ATEX- of IECEx-certificaat van het volgende type beschikken:
De componenten moeten navenant gemarkeerd zijn.
Om de veiligheidsintegriteit in een veiligheidslus van een installatie te garanderen, kunnen speciale inductieve veiligheidssensoren conform IEC 61508 (functioneel veilig) en prestatieniveau (PL d) conform 2006/42/EG worden gebruikt. Met de juiste planning en integratie in de veiligheidslus van de installatie is een functionele veiligheidsintegriteit tot SIL 2-niveau of prestatieniveau PL d mogelijk. Indien twee veiligheidssensoren redundant zijn in de toepassing, kan zelfs SIL 3/PL e worden bereikt.
Pepperl+Fuchs’ sensoren van de NSB*- en NSN*-series zijn ideaal voor dergelijke toepassingen.
Inductieve sensoren kunnen worden aangepast om de vereiste E1-typegoedkeuring te bekomen die een basisvoorwaarde is voor installatie in voertuigen die op de openbare weg worden gebruikt.