In de praktijk kunnen de basiscircuits van een sensor in principe worden samengesteld met 2, 3 of 4 draden. Bij de onderlinge verbinding van deze sensoren moeten echter wel enkele basisprincipes in aanmerking worden genomen.
Inductieve sensoren kunnen parallel met andere mechanische of elektronische schakelaars worden verbonden. Het onderstaande moet in acht worden genomen.
3-Draadssensoren
In principe kunnen inductieve sensoren in 3-draadstechniek parallel aan mechanische schakelaars of andere sensoruitgangen worden aangesloten. Eén uitzondering hierop zijn sensoren met pull/pull-uitgang. Dit type sensor kan niet parallel worden aangesloten, noch op sensoren, noch op mechanische schakelaars.
2-Draadssensoren
Wanneer meerdere 2-draadssensoren parallel worden verbonden, vloeit de som van alle reststromen door de belasting en kan dit voorkomen dat de belasting zich uitschakelt. Dit beperkt het maximum aantal parallel geschakelde, inductieve sensoren in 2-draadstechniek.
Wanneer tweedraadssensoren parallel aan mechanische schakelaars worden aangesloten, kan de belasting voor een korte tijd worden uitgeschakeld.
3-Draadssensoren
Vanwege het tijdsinterval vóór de afzonderlijke sensoren beschikbaar zijn, zal de reactietijd toenemen wanneer 3-draadssensoren in serie worden aangesloten. Bovendien is de voedingsspanning van navolgende sensoren altijd lager als gevolg van de spanningsval bij de sensoruitgangen wanneer 3-draadssensoren serieel zijn geschakeld. De seriële schakeling van een enkele 3-draadssensor met één of meer mechanische contacten is niet kritiek.
2-Draadssensoren
De seriële verbinding van tweedraadssensoren is in het algemeen kritiek. Elke sensor vereist een specifieke voedingsspanning en voedingsstroom voor een foutloze werking. Dit is niet altijd gegarandeerd wanneer meerdere 2-draadssensoren in serie worden geschakeld, wat tot onvoorspelbare reacties kan leiden.
De seriële schakeling van een enkele 2-draadssensor met één of meer mechanische contacten is niet kritiek. Men moet echter wel rekening houden met het tijdsinterval voordat de sensor effectief beschikbaar is.
Opmerking: Wij raden in het algemeen aan dat inductieve sensoren niet serieel worden geschakeld. De onderlinge verbinding van meerdere sensoren via logische modules is verkieslijk qua voorspelbaar gedrag en betrouwbare werking.
Tweedraadssensoren worden serieel bestuurd met de aangesloten belasting. Er zijn geen afzonderlijke aansluitingen voor het belastingscircuit en de spanning van een 2-draadssensor.
3-draadssensoren zijn ofwel ‘sourcing’ (type "PNP") of ‘sinking’ (type "NPN") met afzonderlijke verbindingen voor voeding en uitgang.
4-draadssensoren zijn benaderingssensoren van het type "E" (~3-draads). Het gebruik van deze sensoren kan het aantal sensorvarianten tot een minimum beperken en zo opslagkosten verlagen.
Sommige sensoren beschikken over relaiscontactuitgangen. Sensoren met relaiscontactuitgang worden ingezet wanneer hoge belastingsstromen vereist zijn en/of wanneer galvanische scheiding tussen het sensorcircuit en het belastingsstroomcircuit vereist is.